verkiezingsprogramma 2012 Groen Tienen

15 Augustus 2012

 U kan ons programma hieronder lezen, of de pdf downloaden voor een overzichtelijkere versie.  I.                 

WONEN

Ook in Tienen is de beschikbare woonruimte veel kleiner dan vroeger. Het is daarom absoluut nodig deze woonruimte zo efficiënt mogelijk te gebruiken. We moeten verdichten en vergroenen. Door meervoudig gebruik van de open ruimte kunnen we landbouw, natuur en woonruimte beter met elkaar in overeenstemming brengen. We moeten niet alleen spaarzaam zijn met water maar ook zorgen voor een hogere kwaliteit van de publieke ruimte. Nieuwe woonvormen en duurzame wijken moeten ontwikkeld worden. Bestaande wijken en stadsdelen renoveren is hier ook zeer belangrijk. De rol van de lokale overheid in het woonbeleid moet ambitieuzer zijn om zo bij te dragen tot meer betaalbare woningen voor méér mensen.

I.1. De beschikbare ruimte efficiënt gebruiken - Zie hoofdstuk II: Ruimte

I.2. Nieuwe innoverende wijken

I.2.1. Duurzame wijk

Een duurzame wijk heeft meer dan veertig procent groene ruimte. De tuinen bestaan uit een privégedeelte , met daarnaast  gemeenschappelijk groen met speelterreinen en ontmoetingsplaatsen.

In een duurzame wijk zijn er verschillende woningtypes: appartementen, vrijstaande woningen (liefst half open bebouwing), rijwoningen, gemeenschappelijke woonvormen en sociale woningen. Dat alles kan geregeld worden via de verkavelingsvoorwaarden.

I.2.2. Nieuwe woonvormen ondersteunen

(een tweede leven voor boerderijen, grote villa's, kloosters, herenhuizen)

s   Generatiewonen: Kangoeroewonen en 2- en 3-G(eneratie)-wonen. Dat zijn woonvormen waarbij verschillende generaties, niet noodzakelijk familie van elkaar, apart maar samen onder één dak wonen en elkaar helpen. De stad stimuleert deze projecten en past indien nodig gemeentelijke voorschriften aan.

s   Co-housing Bij Co-housing heeft elk gezin zijn wooneenheid, maar is er wel een belangrijk deel gemeenschappelijk. Ze delen verschillende ruimtes en functies zoals een eet-, was- en speelruimte. De stad werkt de hindernissen (onaangepaste regelgeving) weg, biedt ondersteuning en moedigt aan.

s   Abbeyfield-woningen Dit is kleinschalig groepswonen voor ouderen. De bewoners vinden in hun huis een evenwicht tussen hun privéleven en het leven in gemeenschap.

I.3. Bestaande wijken en stadsdelen renoveren

I.3.1. Via de oprichting van een rollend woningfonds zichtbaar ingrijpen in dorpskernen en woonwijken waar verloedering en leegstand is.

Het woningfonds koopt verwaarloosde panden en renoveert die of vervangt ze door nieuwbouw. De grond blijft eigendom van de overheid. De (ver)nieuw(d)e woningen worden via een systeem van erfpacht of recht van opstal aan marktconforme prijzen verkocht aan privépersonen.

De opbrengsten komen in het 'rollend fonds'. Dat geld is er voor nieuwe investeringen. Rollend wijst hier dus op geld dat telkens opnieuw beschikbaar is voor investeringen.

De stad moet de leegstand aanpakken en een lijst opstellen van de "slapende" kavels. Daarbij gebruikt de stadoverheid bij vermoeden van leegstand alle gegevensbestanden die informatie kunnen opleveren (o.a. elektriciteit, water, gas). De stad stort de opbrengsten van de heffingen op leegstand in het rollend woningfonds. Indien de eigenaar niet wil of kan verkopen biedt het SVK een alternatief (zie I.4.4).

I.3.2. De kwaliteit van bestaande woningen verbeteren

De stad moet via slimme renovatiepremies renovatie bij huurders en eigenaars aanmoedigen. Ze moet daarbij oversubsidiëring en versnippering van de schaarse middelen vermijden.

De stad stimuleert eigenaars om de energiekwaliteit van hun woning te verbeteren (zie IV.2).

De stad doet een kwaliteitsonderzoek van de gebouwen die eigendom zijn van de stad.

De stad gebruikt alle instrumenten van de Vlaamse Wooncode en van het Gemeentedecreet van onbewoonbaarverklaring tot sociaal beheersrecht. Bij overbevolking, huisjesmelkerij en onbewoonbaarheid start de stad een gerechtelijke procedure tegen huiseigenaars. De bewoners kunnen in dat geval op kosten van de malafide huisbaas onmiddellijk terecht in een andere woning.

I.3.3. Zuurstof voor de buurt via groene sproeten en linten.

De stad breekt huizen in minder goede staat af en vervangt ze door een groene hoek, een klein speeltuintje of een doorsteek voor voetgangers en fietsers. Op die manier zorgt de stad voor trage wegen. Ook moet de stad onaantrekkelijke parkings opwaarderen ( Voorbeelden: tegenover café 't Hoekske, Potstraat Bost, kerkplein Goetsenhoven, oud College aan de Broekstraat?) . Bebloemingsacties en haagplantacties moeten voor een fraaier straatbeeld zorgen.

I.3.4. Woonruimte boven winkels benutten.

Bij grondige verbouwingen van winkels kan de stad een aparte toegang tot de wooneenheden stimuleren. De stad kan via premies en proactief informeren bestaande winkels aanmoedigen om hun wooneenheden beschikbaar te maken.

I.3.5. Appartementen moeten op maat zijn van de omgeving

Appartementen moeten op maat zijn van de omgeving met gedeelde publieke buitenruimte, aangename circulatie- en ontmoetingsruimtes (aangename gangen). De stad kan hiervoor in het stedenbouwkundig reglement voorschriften opnemen.

I.4. Betaalbaar wonen

I.4.1. Voorzien in noodwoningen voor slachtoffers van overbevolking, huisjesmelkerij en onbewoonbare woningen.

I.4.2. Betaalbaar wonen met het systeem van de Community Land Trust (CLT).

De eigendom van de grond blijft in handen van de stad of van een vzw, de CLT. Omdat de waarde van de grond niet meer meegerekend wordt voor de bepaling van de waarde van het gebouw, blijft dat goedkoper dan op de klassieke markt. De koper is volwaardig eigenaar met alle rechten (woonzekerheid, erven, aanpassingen). Wanneer hij de woning verkoopt moet hij wel een deel van de meerwaarde terugbetalen. De CLT zorgt er voor dat minder kapitaalkrachtige kopers een voorschot krijgen dat nodig is om een lening bij de bank te krijgen. Zo wordt het kopen van een woning ook haalbaar voor wie geen spaarpot of rijke ouders heeft. Het grote voordeel is hier dat de woning ook voor de volgende koper 'een sociale en betaalbare koopwoning' blijft.

I.4.3. De Community Land Trust als alternatief voor sociale koopwoningen

Sociale koopwoningen kosten veel en helpen te weinig mensen. Groen wil het systeem van sociale koopwoningen afschaffen en het verweven van een eigen woning garanderen voor meer gezinnen via de CLT. Op die manier vloeit de meerwaarde terug naar de gemeenschap. In Tienen zijn nu  489 sociale woningen (3,2 %) en dat is nog altijd veel te weinig. Het gemiddelde in Vlaanderen is 5,5%. Nu is er nog een wachtlijst met 350 aanvragen. Groen wil een sterke inhaalbeweging inzetten.

I.4.4. Het aanbod van een (intergemeentelijke) sociaal verhuurkantoor

Het is absoluut nodig de werking van de bestaande Woonwinkel te vergroten en te verbeteren. Het Sociaal Verhuurkantoor (SVK) huurt woningen op de private huurmarkt en verhuurt die dan door aan sociaal kwetsbare huurders (met of zonder huursubsidie). Het garandeert de verhuurder elke maand een eerlijke huurprijs en zorgt ervoor dat de het huis wordt onderhouden zoals van een 'goede huisvader' wordt verwacht.

s  De stad en/of het OCMW ondersteunen het SVK. Zij staan mee in voor de huurwaarborg en de ondersteuning van de zwakke huurder. De stad moet vanaf nu ook actief op zoek naar woningen gaan.

s  De kwaliteit van de woningen wordt via het SVK ook verhoogd.

s  Het SVK richt zich op de private huurmarkt. De stad en het OCMW kunnen maximaal twintig procent van hun woningen verhuren via het SVK.

I.5. De deelname en de rol van de lokale overheid

I.5.1. Het opstellen van een woonbeleidsplan 'Betaalbaar wonen'.

De stad kan via een stedenbouwkundig reglement of via een gemeentelijk reglement het woonbeleid sturen. Ze kan elk project - groot of klein - of elke vergunning aan dat reglement getoetst worden. De stad moet hierover informeren, aanmoedigen, begeleiden en controle uitoefenen.

I.5.2. De Woonwinkel van Tienen moet noden opvragen

De Woonwinkel van Tienen moet noden bij de stad kunnen opvragen zodat ze de burgers beter kan adviseren. Burgers en verenigingen kunnen in de Woonwinkel terecht voor kosteloos energieadvies bij renovatie- en nieuwbouwprojecten en goedkope leningen voor het besparen van energie.

II.               RUIMTE

De open ruimte staat meer dan ooit onder druk. De bebouwde oppervlakte steeg in Tienen met vijfentwintig procent in de laatste tien jaar.(zie hoofdstuk "wonen") Die evolutie is onhoudbaar! De afbakening van het kleinstedelijk gebied Tienen zet landbouwgrond om in bijkomende industriegronden. Tegelijkertijd is er veel ongebruikte of onderbenutte ruimte in steden, dorpskernen en op bedrijven-terreinen. De verstening gaat maar door: elke dag gaat in Vlaanderen zeven hectare open ruimte verloren. De uitdaging is ook groter geworden omdat er een sterke bevolkingstoename zal zijn de volgende twintig jaar.

"Het bord afvegen" en vanaf nul een ideale ruimtelijke ordening uitbouwen kan niet. Maar we kunnen wel kiezen voor een duurzame wijziging van de bestaande ruimtelijke structuren.

II.1. Uitgangspunten voor het lokaal ruimtelijk beleid: verdichten en vergroenen

II.1.1. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan en de Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP's)

Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan, Ruimtelijke Uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen geven de stad heel wat bevoegdheden rond ruimtelijke ordening en dat binnen de krijtlijnen die de hogere overheid uittekent. We moeten en willen vertrekken vanuit het bestaande toestand. De wijken kunnen veranderen in ecologische stadsdelen door centrale delen te verdichten en tussen de stadsdelen groene vingers aan te leggen. Dat kunnen we ook op de dorpen toepassen. Nieuwe wijken bouwen we uit tot ecowijken: kleinere kavels, passiefwoningen, ruimte voor co-housing, meer gezamenlijk groen,? (zie I.2.1)

II.1.2. Wonen, werken en winkelen moeten verweven worden.

Wonen, werken en winkelen moeten verweven worden indien het gaat om functies op maat van de stad. Enkel hinderlijke bedrijven worden afgezonderd. Bovenwinkelwonen wordt opnieuw gepromoot. Kantoren worden zoveel mogelijk geïntegreerd binnen het woongebied en sluiten aan op het openbaar vervoer.

II.1.3. Ruimte voor groen en voor water

De stad garandeert voldoende bereikbaar en beleefbaar groen. Dit betekent kleine perkjes en parkjes op buurt- en wijkniveau, alsook grotere gebieden (een stadsbos aan de Getelaan, boomgaarden, natuurgebied, uitgebreid en groener Viandra-domein,?) op fietsafstand.

II.1.4. We willen ook de nodige aandacht voor sociale mix en cohesie.

Waar grote terreinen vrijkomen (bijvoorbeeld Lyceum / College / Immac), moet de stad een duurzame visie ontwikkelen om het lokaal ruimtelijk beleid te sturen (zie hoofdstuk I. Wonen). Dit mag niet alleen door privé-ontwikkelaars bepaald worden.

II.2. Spaarzaam omgaan met ruimte

II.2.1. De stad inventariseert verder de leegstaande en/of verwaarloosde gebouwen en gronden.

De belasting hierop wordt verfijnd, maar ook aangevuld met een proactieve werking, waarbij de stad eigenaars informeert over premies, subsidies, woonwinkel, ? De stad voert ook een actief grond- en pandenbeleid met herbestemming van leegstaande gebouwen. Dat kan gebeuren via een rollend fonds, waarbij de stad de opbrengsten van een vorige investering gebruikt om een volgende te financieren. Zo gebruikt ze de bestaande percelen efficiënt en snijdt ze zo weinig mogelijk nieuwe woonuitbreidingsgebieden aan.

II.2.2. Een betere aanwending van de bestaande voorraad industrieterreinen

In plaats van steeds nieuwe open ruimte aan te snijden voor industrieterreinen kiest Groen voor een betere aanwending van de bestaande voorraad met zuinig ruimtegebruik en een keuze voor bedrijven met hoge toevoegde waarde (hoge tewerkstelling/kleine milieu-impact). Eerst maakt de stad werk van de vernieuwde ontwikkeling van vervuilde gronden. Bijna twee procent van de gronden in Tienen is verontreinigd! Daarmee scoort onze stad 2,5 keer slechter dan het Vlaamse gemiddelde!

II.2.3. Buurtwinkels moeten voorrang krijgen.

De stad moet investeren in kernversterking en buurtwinkels in plaats van in winkellinten en shoppingcentra aan de rand van de stad.

II.3. Landbouw, natuur en recreatie: meervoudig gebruik van de open ruimte.

Natuur, landbouw en recreatie staan vaak op gespannen voet met elkaar. Het platteland heeft een belangrijke economische meerwaarde. Dat platteland is geen groot Bokrijk, maar we kunnen wel de belevingsruimte van het platteland sterk verhogen door actief te werken aan de samenwerking tussen landbouw, natuur en  duurzaam toerisme (zachte recreatie met respect voor de draagkracht).Zo kunnen we ook heel wat economische kansen benutten. We denken dan aan: energieopwekking, zorgboerderijen, (hoeve-)toerisme, medebeheer van natuurgebieden, voedselvoorzieningen: korte ketenverkoop (met hogere opbrengst voor de boeren), voedselteams. We willen landbouwers actief laten meewerken aan het behoud, het beheer en de verbetering van de kwaliteit van het platteland. De stad stimuleert landbouwers om in te tekenen op de milieubeheersovereenkomsten met de Vlaamse overheid.

Erosie van vruchtbare landbouwgrond met de daaraan verbonden rampzalige effecten voor omwonenden is een groot probleem in Tienen. Dit probleem moet kordaat aangepakt worden.

We moeten de Getevallei bewaren en verder uitwerken als een groen-blauw lint. Het valleilandschap is een grote troef in het (fiets-)toerisme. Een natuurlijk meanderende rivier biedt ruimte aan water?

II.4. Ruimte voor water

Bouwen in overstromingsgebied in combinatie met een klimaatverandering is een gevaarlijke cocktail. Tijd dus voor een volwaardige watertoets, meer ruimte voor water, minder verharding. Ruimte geven voor water verhoogt bovendien de leefkwaliteit van de stad. De stad draait nu dikwijls mee op voor een beleid dat faalt op hoger niveaus. Maar ook op lokaal niveau moeten we ons beter voorbereiden op meer periodes van hevige regenval en op periodes van meer droogte. Ook de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (zorgen voor proper water en een goede ecologische toestand) is een belangrijke uitdaging voor elk lokaal bestuur.

II.5. Kwaliteit van de publieke ruimte

II.5.1. Groen pleit voor het publiek maken en houden van de openbare ruimte.

We willen voldoende publieke voorzieningen (rustpunten, zitbanken, toiletten, postbussen,?).

II.5.2. De aanleg van de publieke ruimte

De stad moet de (her-)aanleg van publieke ruimte toetsen aan diverse kwaliteitscriteria. Het comfort voor de gebruikers is zeer belangrijk: wandel- en verblijfscomfort, zichtkwaliteit en belevingswaarde. Kwalitatieve publieke ruimte is aangepast aan de omgeving en het doel. Ze biedt voldoende groen en beschutting (regen, wind en zon) en verhoogt de (verkeers-)veiligheid.

II.5.3. Kindvriendelijke ruimte is kwaliteitsvolle ruimte.

Kindvriendelijkheid is daarom een centraal aandachtspunt bij alle ruimtelijke planningsinstrumenten. Werken aan een "speelweefsel", een netwerk van speelterreinen(minstens één speelterrein in elke deelgemeente), speelbossen, jeugdlokalen in combinatie met woonstraat, plein, groene ruimte, bibliotheek en de verbindingen tussen die voorzieningen.

II.5.4. Groen wil straten en pleinen die voor iedereen toegankelijk zijn

Groen wil straten en pleinen die voor iedereen toegankelijk zijn, specifiek voor ouderen, mensen met een rolstoel en slechtzienden.

III.            MOBILITEIT

Om zich te verplaatsen kiest Groen Tienen resoluut voor de actieve weggebruikers (voetgangers en fietsers) en het openbaar vervoer , zowel voor woon-werk, woon-school, woon-winkel, recreatieve of andere verplaatsingen. We creëren eerst ruimte voor Stappers, dan Trappers, vervolgens voor Openbaar vervoer en tenslotte voor de Private wagen. Dit STOP-principe staat centraal in een groen mobiliteitsbeleid.

Groen vindt het recht van mensen om zich te verplaatsen fundamenteel. Dit kan door in te zetten op een andere, duurzame mobiliteit die zowel betaalbaar als beschikbaar is voor iedereen.

Iedereen heeft recht op een veilige verkeersomgeving. Vandaag vallen er nog steeds te veel slachtoffers op onze wegen. Bovendien zijn kinderen en jongeren oververtegenwoordigd in de ongevallenstatistieken. Groen zet in op bereikbare en toegankelijke gemeenten met een lage autodruk, een veilige verkeersomgeving en een inrichting van straten en pleinen op maat van de meest kwetsbare groepen in onze maatschappij. Meer autoloze straten en pleinen, trage wegen, toegankelijk groen, speel- en fietsstraten en woonerven. Dergelijke projecten komen tot stand door participatieve processen.

III.1. Autoverplaatsingen verminderen

In landelijke gebieden kan autodelen met de buur een (tweede) gezinswagen overbodig maken. De lokale overheid stimuleert dit. (voor meer info: www.autopia.be).

Fiets- en voetpools zorgen dat kinderen veilig in groep naar school / sportclub / muziekschool /? kunnen wandelen of fietsen.

Preventiemaatregelen voor het beperken van fijn stof door stationair draaiende motoren. Vrachtverkeer wordt uit woonstraten geweerd via een tonnagebeperking.

We houden wel rekening met de realiteit van noodzakelijk verkeer (mindervaliden, leveringen,?).

III.2. Inzetten op verkeersveiligheid

Schoolomgevingen worden maximaal autoluw ingericht. Parkeren en Kiss & Ride wordt op een zekere afstand van de schoolpoort georganiseerd. Kinderen kunnen via binnenwegen of brede voetpaden veilig naar school wandelen.

De gemeente zet in op controle en handhaving en stuurt politieagenten de straat op.

De drukste wegen krijgen veilige en comfortabele fietspaden, de gevaarlijkste kruispunten worden heringericht en waar nodig worden fietstunnels of ?bruggen voorzien.. Hierbij wordt maximaal gebruik gemaakt van subsidies en instrumenten die hogere overheden aanbieden (fietsfonds, modules van het Vlaamse mobiliteitsconvenant, ?).

De stad Tienen voert een zone 30 in voor het volledig stadscentrum.

III.3. Voetganger eerst

De lokale overheid investeert in autoluwe straten en pleinen en zorgt voor obstakelvrije en comfortabele loopzones.

We passen alle voetpaden aan ten voordele van de noden van de minder mobielen en slechtzienden. Waar het de straat te smal is, zijn woonerven nodig.

We richten ook voetpaden in nabij industrieterreinen.

III.4. De fiets is het snelste

Functionele fietsroutenetwerken zorgen voor snelle en veilige verbindingen tussen de kernen (bij voorkeur gescheiden van landbouwwegen).

Buiten het stadscentrum komen veilige en kwalitatieve fietspaden en voorsorteerstroken op kruispunten.

De gemeente voorziet oplaadpunten voor elektrische fietsen.

We zorgen dat fietsers overal in de gemeente hun fiets op een comfortabele en veilige manier kunnen stallen.

Binnen de zone 30 worden waar mogelijk woonstraten omgevormd tot woonerf of fietsstraat. Auto's worden er getolereerd maar alleen als ze stapvoets rijden. Fietsers, voetgangers en spelende kinderen zijn er de norm.

De gemeente stelt fietsen ter beschikking aan het station, de schoolomgeving en de randparkings.

Niet enkel de autowegen, maar ook de fiets- en voetpaden worden regelmatig geveegd en bij winterweer worden zij sneeuwvrij gehouden.

III.5. Openbaar vervoer

We promoten laatavond- en nachtelijk openbaar vervoer.

De gemeente helpt bedrijven, scholen en instellingen bij het opstellen van bedrijfsvervoerplannen. De gemeente onderhandelt met De lijn en de TEC om verbindingen en abonnementen op elkaar af stemmen.

In het stadscentrum wordt meer ingezet op kleine bussen in de plaats van grote bussen, die enkel nodig op piekmomenten. Een stadsbus bedient met hoge frequentie de parkings, het stadscentrum, de scholen en het station.

III.6. Ruimtelijke kwaliteit gaat voor

Auto's worden opgevangen in gratis parkings in de nabijheid van het station en het centrum.

Wijkbewoners moeten kunnen beslissen om hun straat meerdere malen per jaar autovrij te maken (speelstraten, buurtfeesten, rommelmarkt, ?)

Er wordt duidelijke en correcte bewegwijzering geplaatst naar parkings, bedrijventerreinen, ed.

Het verkeerscirculatieplan wordt herzien met aandacht voor de nieuwe cruciale projecten (Arena, Soldatenveld, stationsomgeving, Anemonen).

Straten die gebruikt worden voor sluipverkeer dienen minder aantrekkelijk te worden gemaakt, behalve voor fietsers en voetgangers.

Renovatie van wegen of bijkomende wegen worden grondig afgetoetst op de werkelijke noodzaak ervan.

We geloven niet dat de noordelijke ring vandaag noodzakelijk is ? tenzij omwille van de heraanleg van de vesten, waarover de studies onvoldoende duidelijkheid verschaffen. Maar we willen de open ruimte bewaren, dus moeten er meer mensen in de stad gaan wonen, wat meer mobiliteit geeft op deze beperkte oppervlakte.

We moeten om de leefbaarheid te verzekeren nu al beginnen plannen, maar dan echt in een lange termijnvisie en met maximaal respect voor het landschap dat de ring zal doorkruisen. Dit betekent dat er plaatselijk bermen en ingravingen van het wegennet gewenst zullen zijn. En dat de omsingeling van de stad met industrieterreinen moet stoppen!

IV.           ENERGIE/DUURZAAMHEID

Efficiënt energiegebruik en een omschakeling naar hernieuwbare energie zijn de belangrijkste pilaren van elk duurzaam energiebeleid en een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame economie.

IV.1. Energiebesparing: de overheid geeft het voorbeeld.

IV.1.1. Elk nieuw project (groot of klein) moet duurzaam worden uitgevoerd. In het milieubeleidsplan van Tienen is dit duidelijk beschreven maar bij de realisatie van de 'paradepaardjes' (bv. Arena) is daar niets van terug te vinden.

IV.1.2. Voor het bewaken van de interne energiezorg, het toetsen van elk project en het sensibiliseren moet een energiecoördinator / duurzaamheidsambtenaar aangesteld worden. Door dit na te laten heeft onze stad veel subsidies misgelopen.

IV.1.3. Voor het eigen gebruik schakelt de stad Tienen volledig over op groene stroom. Voor het inschatten wat 'groene' stroom is, is de categorisering door Greenpeace een handige leidraad.

IV.1.4. Energie-audit: De stad Tienen heeft een systeem Enerlution Vision waarmee de energieboekhouding (water en elektriciteit) van 9 gebouwen opgevolgd wordt. Evaluatie en optimalisering van dit systeem is wenselijk. De energieprestaties van de openbare gebouwen moeten verbeteren zonder comfortverlies (problemen in de bibliotheek moeten opgelost raken).

IV.1.5. Openbare verlichting kan energiezuinig door een goede inplanting en afstelling van de verlichting, een goede oriëntatie van de lichtbundel en efficiënte armaturen met energiezuinige lampen. In samenwerking met de bevolking en verenigingen, effectiever omgaan met klemtoon-, monumenten- en feestverlichting en niet-noodzakelijke verlichting zoals reclameverlichting. De nachtelijke verlichting van bedrijven- en sportterreinen kan beperkt worden.

IV.1.6. De stad geeft ook financiële steun voor energiebesparingswerken  aan scholen als dit gekoppeld wordt aan het sensibiliseren van leerlingen. Gemeentescholen die de energiefactuur omlaag krijgen, mogen de opbrengst daarvan houden en besteden aan eigen projecten.

IV.2.  Energiebesparing bij burgers en bedrijven

IV.2.1. Steun leveren aan een energiezuinige, ecologische voorbeeldwoning (door participatie, wedstrijd, ...)

IV.2.2. De Woonwinkel uitbouwen tot een uniek woon-, water- en energieloket. (zie 1.5.2). De energiesnoeiers (Kringwinkel) uitbouwen en bekendheid bezorgen bij hen die de energiebesparing het meest kunnen gebruiken.

IV.2.3. De bouw van lage-energiewoningen wordt als standaard naar voren geschoven.

IV.2.4. Tienen ontwikkelt een klimaatscore die het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik per inwoner (en liefst ook per gezinssamenstelling) weergeeft. Op deze wijze kunnen inwoners en gezinnen hun energieverbruik vergelijken met het gemiddelde en kunnen de beleidsverantwoordelijken "hun duurzaam energiebeleid" evalueren en waar nodig bijsturen.

IV.2.5. Promotie, sensibilisatie, steun en deelname aan acties van andere overheden en organisaties moet behouden blijven (Belgerinkel, Nacht van de Duisternis, Big Jump, 11.11.11- en ROB-campagnes?).

IV.2.6. Instappen in projecten zoals "Klimaatwijken" die een draagvlak creëren voor energiebesparing.

IV.2.7. Onderzoeken wat en waar in Tienen mogelijk alternatieve energie. mogelijk is. Tienen denkt zelf na over optimale locaties voor windmolens (in samenspraak met adviesraden) en kan zelf op zoek gaan naar potentiële investeerders (met burgerparticipatie). Wat heeft de zon, het water (de Gete), afval suikerfabriek en de aardwarmte te bieden in Tienen? Zo kan je een groter draagvlak creëren dan projecten die van buitenaf op je af komen.

IV.2.8. Bedrijven kunnen dikwijls zelf voorzien in energie. Nieuwe wijken kunnen voorzien worden van zonne-energie en warmtekrachtkoppeling. Dit kan gestuurd worden via reglementen en voorschriften.

IV.2.9. Bedrijventerreinen moeten verduurzamen door alleen projecten toe te laten die zelf groene stroom produceren en gericht zijn op het sluiten van de materiaalkringlopen.

IV.3. Sociale ondersteuning

IV.3.1. Groepsaankopen organiseren die echt groene stroom garanderen en informatie verspreiden hieromtrent. Actief optreden om prioritair sociaal kwetsbare gezinnen te betrekken.

IV.3.2. Derde-betalers-financiering om energiearmoede te bestrijden. De distributiebeheerder, het OCMW of een andere derde betaler doet energiebesparende investeringen in huizen van mensen met een laag inkomen. De terugbetaling gebeurt dan stapsgewijs. De stad kan hiervoor ook terecht bij het Fonds ter reductie van de globale energiekost (FRGE). Hierbij hoort ook een trajectbegeleiding door het OCMW.

V.              SAMEN LEVEN

Groen stelt een voldoende aanbod vast van "thuishulp" zowel in het centrum van de stad als in de deelgemeenten. Uitstekend om oude en zieke mensen de kans te geven zo lang mogelijk in eigen huis te laten wonen. Deze hulp heeft echter ook een nadeel: sommige mensen zijn zo beperkt in hun bewegingsmogelijkheden dat ze op eigen kracht niet meer de deur uit komen. Zij zijn dan wel nog in hun eigen huis maar voelen zich vereenzaamd. Voor zij die dit willen moet er een geschikte "opvang" komen.

Wijkwinkels bestaan in sommige deelgemeenten helemaal niet meer. Lijnbussen werden tot een minimum teruggebracht en administratieve dienstverlening is totaal afgebouwd in de deelgemeenten. Dit alles heeft dit isolement enkel maar groter gemaakt.

Iedere inwoner van de stad telt mee voor  Groen  en verdient het nodige respect

Armoede in onze stad moet aandachtig opgevolgd worden, er moet geluisterd worden naar de armoedegroeperingen en het beleid moet waar nodig bijgestuurd worden.

V.1. Strijd tegen vereenzaming: geef kansen tot ontmoeten.

Het opzet moet wel zijn om oude en zieke mensen de kans te geven uit hun isolement te komen en hen kleine dienstverlening aan te bieden.

De ontsnapping uit een isolement kan nog beter worden waargemaakt als bij deze dienstverlening jongere mensen worden betrokken en ook kinderen. Ideaal is als deze ontmoetingsruimten gebruikt worden voor activiteiten van jonge gezinnen, zodat er een natuurlijke omgeving wordt gecreëerd met verschillende leeftijdsgroepen. Bv. Nieuwkomers in de deelgemeente die mekaar opzoeken.

Concreet denkt Groen aan:

s  Het ter beschikking stellen van lokalen (bv. In de nu al bestaande ontmoetings-ruimten in deelgemeenten) gedurende een aantal dagen per week.

s  Drankgelegenheid en betaalbare maaltijden voor zij die dit wensen.

s  Aanbod van kleine vormen van ontspanning (spellen, film,...) en van kleine verzorging (pedicure en haarverzorging).

s  Vervoer voor zij die dit nodig achten (vrijwilligers of georganiseerd vervoer) .

s  Een keer per week aanwezigheid van een gezondheidsverstrekker (bv. in samenwerking met wijkgezondheidszorg "Vierkappes") .

s  Eén "welzijnsloket" per week ter plaatse om tegemoet te komen aan alle welzijns-en sociale vragen (kan aangevuld worden met een mobiele ambtenaar van de stad voor de  meer administratieve vragen).

Deze dienstverlening in wijk of deelgemeente is niet eindig en kan  andere vormen aannemen voor zover de dienstverlening tegemoet komt aan het welzijn van de inwoners. Dit ontmoetingsaanbod kan in de toekomst geëvalueerd worden, bijgestuurd en uitgebreid.

Dit aanbod kan opgezet worden door de stad in samenwerking met sociale partners. De uiteindelijke bedoeling is het "garanderen van een menswaardig bestaan voor elk individu" wat behoort tot de algemene taakstelling van het OCMW.

V.2. Diversiteit

In het kader van dit "menswaardig bestaan voor elk individu" heeft iedereen in de maatschappij gelijke rechten en plichten. Ook minderheden.

Hoe meer mensen met elkaar leren  samenleven, hoe kleurrijker en interessanter een maatschappij wordt. Diversiteit betekent aan politiek doen voor alle mensen en oog hebben voor specifieke maatregelen die nodig zijn voor alle minderheidsgroepen in de gemeente.

Dit gaat niet enkel om vreemdelingen, maar ook over andere mensen die omwille van taal, geslacht, godsdienst , geaardheid, enz." anders" zijn. Ook zij moeten uit hun isolement gehaald worden zodanig dat iedereen in de samenleving zich goed kan voelen.

 

Gebrek aan integratie, of het nu over vreemdelingen of andere minderheden gaat heeft dikwijls meer met gebrek aan kennis  te maken dan met onwil.

Onbekend maakt onbemind!

Hieraan kan stad en de burgers zelf iets ondernemen:

s  een buddy systeem waarbij burgers op vrijwillige basis vreemdelingen helpen om zich te integreren. Een systeem dat gecoördineerd wordt door de stad.

s  Integratie is tweerichtingsverkeer, waarbij alle inwoners van de gemeente een rol spelen. Het lokaal bestuur is goed geplaatst om van de inburgering een groter succes te maken door de inwoners beter te informeren over wat inburgering is en wat het kan betekenen.

s  Lokale initiatieven dienen aangemoedigd te worden en ondersteund te worden met premies (buurtfeesten, bijeenkomst van nieuwe burgers,...) .

Aan gehandicapten dient bijzondere aandacht besteed te worden. Toegankelijkheid van gebouwen, publieke ruimte en voetpaden moet verbeterd worden (zie ook II.5.4)

V.3. Aandacht voor de armoede in de stad

Groen is niet alleen een partij die opkomt voor meer groen in de stad. In de eerste plaats wil onze partij Groen luisteren naar alle mensen die hier wonen.

Wat in de vorige legislatuur niet lukte omwille van externe omstandigheden willen we nu weer voor mekaar krijgen: onze aanwezigheid in de OCMW-raad van Tienen.

Groen beschikte in het verleden over bekwame kandidaten om dit mandaat in te vullen en wil nu ook graag de spreekbuis zijn van elke inwoner van de stad in moeilijkheden.

Groen Tienen sluit graag aan bij de 12 werken van het memorandum "Ieders stem telt" van Riso Vlaams-Brabant, Erm 'n Erm, Amerant en Bezorgd Om Mensen (BOM), om haar bekommernis en tevens bereidheid te tonen om iets aan de armoede-problematiek te doen. Deze "werken" betrachten de armoedeproblematiek aan te pakken op velerlei vlakken: wonen, onderwijs, cultuur, energievoorziening, tewerkstelling, gezondheidszorg en financiële ondersteuning. Vele van deze punten stonden reeds in ons programma beschreven.

Groen Tienen wil wel duidelijk stellen dat zij zich enkel kan engageren voor die initiatieven die haalbaar zijn op gemeentelijk vlak en geen deel uitmaken van een hoger beslissings- of politiek niveau.

V.4. Samen werken

Uiteraard heeft een gemeente slechts een beperkte invloed op werkgelegenheid. Toch zijn er keuzes die kunnen gemaakt worden.

Tienen is niet meer de industriestad die het ooit geweest is. De zorg is de grootste werkgever, en met de demografische evolutie zal dit niet verminderen. Het is dan ook niet raadzaam om te allen prijze grote industrie in onze stad te willen brengen of houden. Pro's en contra's zijn steeds te bekijken, opportuniteiten moeten gewogen worden met een langetermijnvisie. Er moet nauw samengewerkt worden met VDAB en CVO en de bedrijven om herscholing van werkzoekenden af te stemmen op het regionale aanbod. Werk in eigen streek is immers een goede zaak voor het individu, de samenleving en het milieu.

Feed Food Health kan enkel een mooi verhaal worden indien men consequent handelt. Een Seveso-bedrijf naast de FFH-campus is dus uit den boze.

De Stad moet zich sterk maken tegenover de Provinciale Ontwikkelings Maatschappij (POM), zodat er geen bedrijven komen die veel ruimte inpalmen zonder er tewerkstelling tegenover te stellen (bvb. logistiek, breekwerven, wagenparken). Leegstaande industriegebouwen en braakliggende industriegrond moeten geactiveerd worden alvorens open ruimte te gaan aansnijden, die in het recente verleden meermaals onoordeelkundig werd ingevuld (Grijpen, Lovensteen, Gallic).

Er bestaan subsidiemogelijkheden om (ook bestaande) industriegebieden duurzamer te maken op allerlei vlakken (mobiliteit, groen, energie, afvalbeheer). Daar moet gebruik van gemaakt worden.

De ligging van Tienen aan een grote spoorweglijn en een filevrij deel van de E40 moet ook een troef zijn om bedrijven naar hier te lokken. Brussel slibt dicht, wat in een tijd van thuis- en telewerken een absurde evolutie is. In de nieuwe plannen voor de stationsomgeving moet er daarom voldoende aandacht zijn voor kantoren (vb. boven de nieuw te bouwen fietsenstalling naast het station).